|
Zondag 27 november 2022 Een nieuw begin 2 Samuël 11 en 12 Heemstede Oude Kerk Er is een nieuw begin mogelijk. Dat
is de hoopvolle uitkomst van een uitermate treurig verhaal, een zwarte
bladzijde in de Bijbel. Het verhaal dat Mattheüs in het
geslachtsregister van Jezus, ons in herinnering brengt. Het verhaal van
David en Uria. Een ver-haal van grensoverschrijdend gedrag in extreme
vorm. Een verhaal van machtsmisbruik met dodelijke afloop. Er is
een nieuw begin mogelijk. Maar wij kunnen ons dat in de advent van 2022
maar moeilijk voorstellen. Want om ons heen is grensoverschrijdend
gedrag en gruwelijk machtsmisbruik aan de orde van de dag in de wereld
van de politiek, van de sport, van de cultuur en ook in de kerk. Dat
gaat maar door en wordt vaak onder het tapijt geveegd. Bij David toen
was het niet anders. Hoe is er dan een nieuw begin mogelijk?
David
verwekt Salomo bij die van Uria. Het is een schurende zin in het
Evangelie naar Mattheüs. Bathseba’s naam wordt door de Evangelist niet
genoemd. Waarom eigenlijk niet? Wat zit daar achter? In de kunst
is van Batseba vaak een verleidelijke schone gemaakt die zich heel
bewust is van haar charmes. In de meer feministische lezing is pre-cies
het tegenovergestelde gebeurd en is Batseba het slachtoffer van
sek-sueel machtsmisbruik. Ook al was Batseba gecharmeerd, dan nog had
de koning zijn handen thuis moeten laten omdat hij per definitie
misbruik maakt van zijn macht. Dat laatste is de spijker op zijn
kop. Het gaat niet om een moralistische veroordeling van liefde buiten
het huwelijk. Het gaat over het machtsmis-bruik van de koning.
Bijzonder is dat in ditzelfde boek Samuël daar ook hartstochtelijk voor
gewaarschuwd is. Het volk wil een koning. Doe het toch niet, doe het
toch niet. Want een koning pakt je zonen voor zijn leger en je vrouwen
voor zijn plezier. Maar David toch niet, David, herder-koning, ko-ning
naar Gods hart, hij toch niet? Ook David doet het. En hij gaat er mee
door. Uria wordt ontboden en naar zijn vrouw gestuurd. Maar de opzet
mislukt omdat, anders dan David, Uria wel een man van eer is. En dan
zie je het steeds verder ontsporen. Wat begon met overspel eindigt in
moord. En dan haalt David Batseba naar het hof. Ogenschijnlijk is
alles geregeld en glad gestreken. Machtsmisbruik wordt weggepoetst. Zo
gaat het vaak. Zo gaat het zo vaak tot op de dag van vandaag. Maar
daarmee is het niet weg. Het blijft zieken en zeuren. Het bederft het
goede leven. Hoe is er dan een nieuw begin mogelijk?
Het komt
niet uit de mensen zelf. Maar al te vaak zijn wij daar te klein en te
onmachtig voor. Als Natan er niet was geweest, de bode Gods, dan was
David blijven hangen in zijn machtsmisbruik. En Batseba zou in de
kleine jongen voor altijd geconfronteerd blijven met de moord op haar
echtgenoot. Natan houdt David een spiegel voor. Hij heeft Batseba
gestolen en haar echtgenoot vermoord. En David laat zich gezeggen. Dat is het eerste wat hoop geeft. Natan
zegt daarop David vergeving aan. Voor onze moderne en door het leven
getekende oren gaat dit op het eerste gehoor te snel. Vergeving,
vergeving? En Uria dan? Is er geen genoegdoening voor deze
rechtvaardi-ge? En Batseba dan? Wat is ook haar niet allemaal
aangedaan. En, mis-schien wel de hardste en bitterste vraag, de kleine
jongen dan? Waarom moet de kleine jongen sterven? Ooit meegemaakt dat
een mens werd mis-bruikt. Dat poets je niet weg met een enkel woord van
vergeving. Ooit meegemaakt dat een kind stierf. God, waarom?... Op deze vragen geeft het verhaal geen antwoord. In ieder geval krijgen we geen direct antwoord. We moeten geduld hebben. Zoals
we ook geduld moeten hebben met de vergeving want zo vlug gaat het
niet. We hebben zojuist een couplet van psalm 51 gezongen.“Ontferm U,
ontferm U, hoor mijn klacht”. Het is een van de meest ontroerende
psal-men uit de bijbel. Het is de boetepsalm bij uitstek, de psalm voor
veertig dagen rouw, de psalm van mateloos verdriet. “Een psalm van
David”, staat er boven geschreven, “toen de profeet Natan hem had
bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had”. Het is de psalm van een
mens die zichzelf durft zien zoals hij is, die door de diepte gaat. Het
is de psalm van de man die zeven dagen vast en bidt en waakt op de kale
koude grond ter wille van de kleine jongen die verwekt is bij de vrouw
van Uria. Zo dapper en trouw als ooit Uria was, zo dapper en trouw is
nu David. Nadat de jongen is gestorven, beëindigt David zijn vasten.
“Daarmee kan ik hem niet terughalen”, zegt hij. “Ik ga naar hem toe;
hij komt niet terug bij mij”. Dat raakt toch iedere ouder die een kind
verloren heeft in het hart, denk ik. Hij komt niet meer terug. Zij komt
niet meer terug. Klacht van Ra-chel, klacht van iedere moeder en vader,
klacht van ieder die rouwt. En toch is deze klacht niet zonder hoop. Na de rouw, zo staat geschreven, troost David zijn vrouw Batseba. “David
troostte zijn vrouw Batseba”. Ik vind dit zo’n prachtige zin. Ten
eer-ste omdat hier Batseba recht wordt gedaan. Haar verdriet wordt
gepeild, haar rouw gekend, het leed haar aangedaan, goedgemaakt. Ik
vind het ook een prachtige zin omdat het aangeeft hoezeer een mens
veranderen kan wanneer hij aangeraakt wordt door Gods Geest. Wat
een verschil met het begin. Daar staat geschreven: Hij liet haar bij
zich komen en sliep met haar. Onbekommerd pakte hij wat hij pakken kon.
Hij was de koning. Hij kon zich dat veroorloven. Hij nam de vrouw van
een an-der, die van Uria. Hier staat geschreven: David troostte
zijn vrouw Batseba. Warme liefde, gelouterde liefde, durende liefde
waarmee je elkaar op handen draagt.
Mattheüs noemt in zijn
Evangelie de naam van Batseba niet. Dit verhaal gaat niet over Batseba,
hoe belangrijk ze ook is en waard om te gedenken. David verwekte Salomo
bij die van Uria, schrijft Mattheüs. Dit verhaal gaat over Uria, de
trouwe held van David. En dit verhaal gaat over David, de ko-ning, die
zo hartverscheurend is gevallen, die tot op de bodem gaat van zijn ziel
en die door de Eeuwige wordt opgeraapt. Dit verhaal gaat over liefde
die onmogelijk was maar door de genade van God mogelijk is geworden. De
kracht van dit verhaal zit in de woorden van de profeet, de bode van
God, die David ontmaskert. Hij had het voor elkaar, dacht hij. Hij had
alles onder controle, dacht hij. Zo kunnen ook wij hoog te paard
zitten, de schijn ophouden, wat verkeerd is ontkennen, ons geweten
negeren. Maar waar die macht gebroken wordt, waar, om een hele oude
term te gebruiken, onze schuld ontdekt wordt, daar komt ruimte voor
Gods macht, voor genade en een nieuw geschonken begin. Dat is het. Daar
gaat het over.
“David verwekte Salomo bij die van Uria”,
schrijft Matteüs. Hoe zit dat Mat-teüs? Dit klopt toch niet? David
verwekte Salomo bij zijn vrouw Batseba. Die van Uria, dat was met dat
andere kind, weet je nog, de kleine jongen die gestorven is. Ben je die
soms vergeten? Maar nee, dat geloof ik niet. De kleine jongen staat
ergens voor. Hij staat voor de onmacht van mensen. Hij staat voor de
breuk in al onze projecten, de streep door onze rekening, het mateloze
diepe verdriet, Hij staat op de plek van de Messias. Zo mogelijk en
gewenst de verwekking bij Batseba was, zo onmogelijk was die bij de
vrouw van Uria. Dat is toch sowieso het geval bij de verwekking van de
Messias. Die komt niet onder ons dankzij al die mannenpotentie. Die
komt niet als product van ons project. Die komt van de andere kant als
een genadegave van God. David verwekte Salomo bij die van Uria. In die
ene zin alle menselijk verdriet en alle mannelijke onmacht samengebald.
Met al je potentie loop je zo gruwelijk stuk. Maar God schenkt jou een
nieuw be-gin, schenkt ons allemaal na de onmacht, na de
schuldbelijdenis, na de rouw en het verdriet een nieuw begin. David
verwekte Salomo bij die van Uria. Die zin is ook een voorbereidende
zin. Met die zin bereidt Mattheüs die andere onmogelijke zin voor.
“Jakob verwekte Jozef, de man van Maria uit wie verwekt werd Jezus, de
Messias.
De menselijke geschiedenis loopt dood maar wordt
tot leven gewekt door de Eeuwige. Dat lezen we aan het begin van de
advent terwijl we om ons heen zoveel meemaken aan mislukking, aan
machtsmisbruik over mensen en over de aarde. Nu in de Advent horen
wij dat God ons een nieuw begin schenkt in een klei-ne jongen die zijn
leven voor ons geeft. Hij komt naar ons toe. Niet hoog te paard komt
Hij maar als een dienaar op een ezel, lezen we in het Evangelie. Nu
in de Advent worden wij uitgenodigd ons toe te vertrouwen aan de Geest
van God die ons bekend maakt wat goed is: Recht doen, trouw zijn,
nederig de weg gaan van God. Nu in de Advent kunnen wij met David
mee bidden: Vergeef ons God. Schenk ons een zuiver hart en een nieuwe
geest. Bij wie dat bidt is een nieuw begin mogelijk. Bij God is het mogelijk, dat nieuwe begin.
|