Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




Zondag  19 juni 2022  Als het onweert spreekt de HEERE
Psalm 29 en Matteus 14, 22-33 Oude Kerk Heemstede

In een van mijn vroegste jeugdherinneringen ben ik op het schoolplein. Ik denk dat ik in de eerste klas zat. Een speelkameraadje kijkt mij parmantig aan en vraagt. Weet jij wat onweer is? En toen ik niet onmiddellijk kon antwoorden zei hij plechtig: Dan spreekt de HEERE. Wijsneus eerste klas maar het maakte op mij zoveel indruk dat ik het me tot op de dag van vandaag herinner.
Als het onweert, dan spreekt de HEERE.
Waar heeft het kereltje het vandaan? Het komt uit de Bijbel. In Bijbelse tijden hoorden ze in bliksem en donder de stem van God. Dat was een oerbesef vanaf het begin. En dat is eeuwen en eeuwenlang zo gebleven. De stem van de HEER boven de wateren. De God vol majesteit doet de donder rollen. Dat bleef klinken in psalmen die aan tafel worden gelezen. Dat siepelde door in het geloofsbesef van mijn lieve moeder die mij verbood te spreken over rotweer. Dat mag je niet zeggen want alle weer is Gods weer. En dat is opgevangen door een klein potje met grote oren: Als het onweert, dan spreekt de HEERE.
Maar u en ik zijn inmiddels vele jaren ouder en vele natuurkundelessen verder. De diepe indruk die ik als kleine jongen had, is verbleekt. In het onweer hoor ik niet de stem van God maar de aankondiging van wisselvallig weer na een mooie zomerweek.. God dondert niet. Sinds wij mensen beter weten dondert God niet meer. Sinds wij beter weten is God een vraag zonder antwoord.
Sinds wij beter weten is er geen kleine jongen meer die zegt: Als het onweert spreekt de HEERE.

Als het onweert, dan spreekt de HEERE. Het komt uit psalm 29 die wij vandaag gebeden hebben. Nou ja, ze wisten niet beter.
Vandaag wil ik jullie uitnodigen dat oordeel even op te schorten.
Vandaag wil ik jullie uitnodigen nog een keer te luisteren naar dat kleine jongetje of liever gezegd naar de psalm die wij gebeden hebben.
De God vol majesteit doet de donder rollen. Het is een oerbesef, een godsbesef vanaf het begin, zei ik al. Dat komt niet uit Bijbelse maar uit voor-bijbelse tijden. Dat was er altijd al onder alle volken. En Bijbel-uitleggers merken op dat in psalm 29 die voor-bijbelse wortels nog zichtbaar zijn. De stem van God doet de donder rollen. Dat zongen ze in Kanaän al voordat een Jood er woonde. Baäl is afgedaald als een onweer uit het gebergte lezen we in een oeroude Kanaäitische tekst. Stem van Baäl over het water. Stem van Baäl die de ceders breekt. Stem van Baäl die vlammen vuur uithakt. Baäl in kracht. Baäl in macht.
Baäl overwint gelukkig. Baäl overwint de droogte. Baäl zorgt voor de regen die de velden vruchtbaar maakt. Of niet natuurlijk. Dat wordt daarboven allemaal tussen de weergoden uitgevochten. Het kan vriezen en het kan dooien en wij mensen zijn daar maar mooi afhankelijk van.
Wanneer het volk Israël in Kanaän komt dan treffen ze dit lied al aan. Het is het lied van het oeroude godsbesef dat mensen ontzag inboezemt en afhankelijkheid doet beseffen. En het lijkt op het eerste gezicht alsof Israël dit oeroude godsbesef overneemt. God laat zijn spierballen rollen. Je bent er maar mooi afhankelijk van.
Maar op het tweede gezicht ontdekken we dat het lied fundamenteel veranderd is.
De eerste fundamentele verandering betreft de Naam.
In het voor-bijbelse lied was Baäl letterlijk de baas. Daar zijn wij uiteindelijk allemaal afhankelijk van. Maar in de Bijbelse psalm klinkt niet de stem van Baäl over het water. In de Bijbelse psalm klinkt over het water de stem van de HEERE. Ik gebruik expres even dit Statenbijbelwoord om aan te geven dat het om de onuitsprekelijke Naam gaat van Israëls God. Dan gaat het dus niet om de oppermachtige Baäl die zijn macht bevecht te midden van de weergoden en wij mensen moeten maar zien. Het gaat om de Naam die zegt Ik ben er voor jou. Dan gaat het niet om Baäl die ons met zijn donder afhankelijkheid inpepert maar om de Naam die zegt: Ga in vrijheid
En de tweede fundamentele verandering die Israël aanbracht in dat oeroude lied vol godsbesef staat aan het slot. Daar wordt gebeden: De HEER geeft macht aan zijn volk. De macht van de HEER is niet voor eigen glorie. De macht van de HEER is voor zijn volk. Het is een macht die bevrijdt en recht op de voeten zet. Je bent niet afhankelijk van God of het lot. Je bent bondgenoot. Je bent reisgenoot. Je bent mede bepaler van je eigen toekomst. Ga in vrijheid en wees verantwoordelijk.
Later in een nieuw lied ( ik heb het over psalm 96: Zing een nieuw lied voor God de HEERE) wordt dit nog nader uitgewerkt. De stem van de HEER wordt gehoord in gerechtigheid en recht voor alle volken.
Als het onweert spreekt de HEERE zegt een klein jongetje psalm 29 na. En waar het dan op aankomt is dan wij niet beterwetend de schouders ophalen maar de geloofsbelijdenis horen die zegt dat de redder van de armen tot ons spreekt en dat het hulpgeschrei van tot slaaf gemaakte mensen wordt gehoord. We zijn in bange tijden geen afhankelijke mensen. We zijn verantwoordelijke mensen die geroepen zijn te doen wat moet.

De stem van God over het water roept tot op vandaag gemengde gevoelens op. Die stem horen in bliksem en donder vinden wij primitief en wellicht is dat terecht. Hoewel. Hoewel…
Hoewel ondertussen miljoenen mensen in vrees en beven alle natuurverschijnselen en lotsbeschikkingen beleven.  Dat roept “Oh my God” bij aardbevingen en orkanen, ontploffingen en pandemieën. Dat raast over de aarde. Dat kolkt en kookt. 
Is dat de stem van God? We weten alles beter maar als we staan tegenover wat gebeurt, dan schuurt het diep in ons gelovige hart. Wat is de stem van God in al dat kolkende water. Is het een waarschuwing om al het uitbuiten van de schepping. Is het dat?
En dan is er toch dat kleine jongetje dat ons zegt: Het is de stem van de HEERE. Het is de stem van de HEERE die jou roept om recht re doen voor de mensen, de dieren, de aarde.

De stem van God over het water is de stem van de HEERE
Wanneer honderden jaren nadat de psalm gecomponeerd is, de leerlingen worstelen met wind en golven, dan denken ze misschien aan deze psalm. Dat golft hun over de schoenen, dat dondert in hun oren. Dat ziet spoken.
Het scheepje in het Evangelie vanmorgen is het schip van de kerk, zeggen gevoelige Bijbellezers. En ik denk dat ze gelijk hebben. Dat schip had ten tijde van de eerste lezers van het Evangelie te maken met oorlogen en met honger, met pesterij en vervolging. Dat vrat duizenden levens op. Dat stormde in hun bestaan zoals het vandaag stormt in ons bestaan. En kijk. Dan spookt ineens dat oeroude godsbeeld in onze kop. Dan weten we niet waar we het zoeken moeten en voelen ons verward en bang, machteloos en afhankelijk als ooit in voor-bijbelse tijden al.

 Het is een spook zeggen de leerlingen totdat er een stem klinkt. Houdt moed. Ik ben het. Wees niet bevreesd. En als je goed luistert hoor je in dat “Ik ben het” de naam van Israëls God die jou roept en bemoedigt. Ik ben het. Wees niet bang. Het stormt. Het raast over de aarde. Maar ik raas niet tegen jou. Ik ben met jou.
Als het onweert, dan spreekt de HEERE, zei een klein jongetje. Maar ja, U en ik zijn inmiddels vele jaren ouder en vele natuurkundelessen verder. We lijken wat dat betreft sprekend op Petrus die heel goed weet dat je op water niet lopen kan. Petrus is ooit een kleine jongen geweest maar nu groot en oud en wijs. Net als wij. En dan slaat de twijfel toch weer toe. Dan worden we kriegel van vroom gepraat. Dan weten we niet veel meer dan uit te brengen bij al het gedonder dan : “Oh my God”. Maar dan is er opnieuw dat kleine jongetje dat dit schietgebed corrigeert. “Oh my God” wordt: HEERE redt mij. En dan vertelt het Evangelie dat onze Heer ons niet alleen roept en wenkt om te doen wat moet maar ook vasthoudt in onze vertwijfeling.
Je bent geen speelbal van het lot.
Je bent een mens, die vastgehouden wordt.
En geroepen om te doen wat moet.
Stem die mij roept.
Woord dat aanhoudt
God die mij vasthoudt.
Amen.