Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




Zondag 29 mei 2022  We zijn wezen
Johannes 14, 15-21 Ontmoetingskerk Haarlem

“Ik laat jullie niet als wezen achter”, zegt onze Heer vanmorgen in het Evangelie tegen zijn leerlingen en via hen tegen jou en mij vandaag.
“Ik laat jullie niet als wezen achter” zegt onze Heer.  Maar we zijn het wel.
We zijn het ondertussen wel, vandaag, want Hij is er niet meer.  Hij is verborgen achter een wolk. We zien Hem niet meer. We kunnen Hem niet om raad vragen van aangezicht tot aangezicht.
De Meester is de klas uit en de leerlingen beginnen te krakelen.  Dat begon al direct en gaat door tot op vandaag. Dat is onderling verdeeld. Dat verdraait de goede woorden voor eigen gewin.  Dat vecht zijn heilig gelijk uit.  Gewone mensen zijn bang en onzeker vandaag. Het zijn wezen. Gewone mensen hebben verdriet om wat gebeurt in de wereld en in hun eigen leven. Waar is de vader die zorgt en de moeder die koestert? Waar is de moeder die leiding geeft en de vader die voor je opkomt?
Twintig jaar geleden constateerde Pim Fortuyn dat onze samenleving is verweesd. Er is geen geborgenheid meer. De mensen zijn hun houvast kwijt.  Hij verweet dat de politici die toen aan de macht waren maar met andere politici aan de macht werd het niet beter. Onze samenleving is verweesd.
Gehaaide menners ruiken hun kans en beloven dat als zij aan de macht zijn het allemaal goed komt.  Het eigen volk eerst en de eigen God het allerbeste.  De vreemdelingen, de weduwen als Ruth en Naomi, in de Bijbel de meest kwetsbare mensen, zijn hun eerste slachtoffers.  De wezen missen elke bescherming. Zullen zij mogen delen in de oogst? Mogen ze dat vandaag?
“Ik zal jullie niet als wezen achterlaten”, zegt onze Heer maar we zijn het wel. Een speelbal te midden van allerlei machten en krachten waar we geen grip op hebben.
Ooit leerde ik van onze Heer en Meester om je vijand lief te hebben maar kan dat nog wel in deze oorlogstijd waarin alleen het aantal wapens telt.  Ooit leerde ik van onze Heer en Meester je kruis te dragen maar kan dat wel als overal de glorie van een machtig God gepredikt wordt?  Ooit leerde ik van onze Heer en Meester om eenvoudig te leven maar wil ik dat nog wel nu Hij er niet meer is en deze wereld bulkt van rijkdom voor wie aan de goede kant geboren is.  
Ik ben een wees. Ik ben een wees nu Hij er niet meer is om ons te leiden en te hoeden als een herder zijn schapen, als een moeder haar kinderen.

Ik ben een wees nu Hij er niet meer is.  Ik ben akelig kwetsbaar in het geweld van de tijd.  En jij ook.  En heel onze gemeente is kwetsbaar.  Dat wordt gemarginaliseerd. Daar wordt lacherig over gedaan of ronduit spottend. 
En misschien denken jullie: Ja, dat is nu zo maar vroeger was alles beter en zaten de kerken nog vol.  Vroeger wist iedereen in de kerk en velen daarbuiten dat het volgende week Pinksteren is. En dan is de tijd van het weeszijn alweer voorbij.  Maar zo is het niet. Zo is het nooit geweest.  De wezenzondag is geen intermezzo. Het is geen tijdelijk ongemak. Die kwetsbaarheid hoort onlosmakelijk bij ons kerkzijn en bij ons leerling van Jezus zijn.
Hij is er niet. Hij is er niet meer.   Zoals een wees geen moeder en vader meer heeft. Niet meer.
En weet je nog hoe hartverscheurend je gerouwd hebt omdat je geliefde er niet meer is. 
Zo zijn we wees. We staan er alleen voor.  Hij is er niet. Niet meer.
En Hij is ook niet teruggekeerd. Nog niet.
 
Maar Hij heeft ons beloofd dat Hij ons niet als wezen achterlaten zal.   Hoe zit dat dan?
Johannes legt het ons uit in mystieke bewoordingen. Ik zal proberen weer te geven wat Hij bedoelt.
Het evangeliefragment dat wij gelezen hebben hoort bij de lange afscheidsrede die Jezus houdt wanneer Hij aan tafel zit en die begint met de voetwassing. 
Nu na Pasen lezen we in het Evangelie over de tijd voor Pasen. En dat heeft een diepe zin.  Het is als het ophalen van kostbare herinneringen.  Zoals wij dat ook troostend kunnen doen over onze gestorven geliefden.  Weet je nog hoe zij lachte. Weet je nog hoe Hij altijd zei..
Zo zegt nu Johannes de evangelist tegen ons: Weet je nog wat onze Heer zei en hoe Hij ons troostte en bemoedigde.
Wij wezen putten kracht uit het gedenken en vieren wat onze Heer zei en deed.
Maar dan gaat het verder.
Weet je nog, weet je nog hoe Hij tegen me zei: Als je Mij liefhebt, houdt je dan aan mijn geboden. En als je dat doet, dan bidt ik de Vader dat Hij je een helper geeft zodat je het niet alleen hoeft te doen.
We zijn wees.  Nog altijd zijn we wees.  Hij is er niet meer. En dat ervaar je dag aan dag.   Geloven is kwetsbaar. Dat wordt aan alle kanten aangevochten. Waar is God vandaag?  Waarom zoveel bloed en tranen vandaag?  Wat een hopeloze toestanden, vandaag. 
Maar herinner je dan hoe Hij zei: Blijf doen wat goed en eerlijk is. Je hebt geen Meester meer die het je voorzegt.  Je moet het zelf doen.  Maar als je de geboden doet mag je bidden om een helper,  mag je bidden om kracht, om de Geest van de waarheid.
Je bent wees. Maar je kent de geboden van onze Heer.  Ze zijn vervat in de tien klinkende woorden van onze bevrijding. Ze worden verlangd in de beden van onze Vader.  Ze zijn verwerkt in de constituties van onze samenleving.  Doe ze. Hou het recht hoog.  Heb de mensen lief. 
Het komt er op aan dat mensen het verschil maken tussen recht en onrecht. Ook al is het lastig, ook al lijkt het water naar de zee dragen, doe het toch en bidt met Jezus mee dat de Geest jou helpt vol te houden.  En je zult merken dat de Geest van onze Heer jou helpt.
En dan gaat het nog verder. Als je dat doet, als je mij liefhebt en je aan mijn geboden houdt, dan leef ik in jou, dan zijn de Vader en ik innig met jou verbonden.  En die verbondenheid draagt je in de zware tijd.
Je bent een wees maar ik leef in jou en in jou en in jou. Houdt moed, heb lief, ik leef in jou.

Vandaag hebben we ook het eerste hoofdstuk gelezen van het boekje Ruth.  Het is de feestrol die in de synagoge met Pinksteren wordt gelezen. Pinksteren is het feest van de oogst en het is het feest van de wet.  En kijk. Daar komen twee vrouwen aan bij het begin van de gerstenoogst.  Naomi en Ruth, de Moabitische.  Dat “Moabitische” staat er iedere keer nadrukkelijk bij. En tussen de regels door is wel duidelijk dat die Ruth er gekleurd op staat.  Daar had die zoon van Naomi nooit mee moeten trouwen.
Ruth de Moabitische, Fatima uit Marokko, Olga uit Rusland. Vreemd volk.  Mogen ze delen in de oogst?  Daar gaat het om. Geldt de wet ook voor hen.  De Eeuwige vertelt het ons niet in het boek Ruth.  Die komt nauwelijks voor.  Het zijn allemaal wezen daar. Net als wij.
En Naomi en Ruth.  Die al helemaal.  Wees, weduwe en vreemdeling tegelijk. 
Maar we hebben de geboden. We hebben de wet.  En doodgewone mensen, boeren en burgers, zaaiers en maaiers wordt gevraagd om doodgewone mensen als Naomi en Ruth het leven te gunnen onder Gods goede zon.  Doodgewone mensen, jij en ik worden uitgenodigd het recht hoog te houden, de waarheid lief te hebben en kracht te zoeken in God.

Deze zondag wordt in de liturgie van de kerk “wezenzondag” genoemd. Het is de zondag waarop wij maar al te goed beseffen dat we wezen zijn. Kwetsbare mensen zijn we, aangevochten gelovigen in een dreigende wereld.  En vandaag beseffen we meer dan in de afgelopen decennia hoe kwetsbaar vrijheid en veiligheid is. Dat wordt zomaar bedreigd door een machthebber die zijn heilig gelijk wil binnenhalen.  Vandaag beseffen we meer dan in de afgelopen decennia hoe kwetsbaar onze welvaart is. Die wordt bedreigd door de mateloosheid van ons mensen en de hebzucht van de graaiers. Vandaag beseffen we hoe niet vanzelfsprekend ons geloven is. Dat wordt oorverdovend weggeredeneerd in de waan van de dag.  Dat alles verduren wij als wezen.
Maar we hebben het Woord van onze Heer dat ons zegt te blijven leven naar zijn geboden, als doodgewone mensen te blijven doen wat goed is en te blijven vertrouwen op God, te vertrouwen dat Hij ons niet in de steek zal laten.
Amen.