Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




Zondag 1 maart 2020  Als jij God aanroept, dan geeft Hij antwoord.
Exodus 3, 1-15 en Psalm 77  Ontmoetingskerk Haarlem

Roepen jullie God aan, dan antwoordt Hij.
Dat lees ik in het uitdagende psalmvers waarmee de eerste zondag in de veertig dagen begint.
Roep jij Mij aan, Ik geef je antwoord, in de nood zal Ik bij je zijn.
Dus: Als jij God aanroept, en jij.. en jij, dan geeft Hij je antwoord, zingt psalm 91. 
Ik vind het om te beginnen een lastige  tekst. Want wat antwoordt Hij dan. Wat zegt Hij dan en wat doet Hij op mijn gebed en op het jouwe.
Ik denk dat jullie dat lastige allemaal wel meevoelen.  Het kan je bekruipen wanneer in de kerk om ontferming gebeden wordt voor de nood van de wereld.  Ontferm U God over al die arme kinderen in Idlib die kleumen bij de Turkse grens.  Ontferm U God, over al die mensen die in angst gevangen zitten over het nieuwe corona-virus.  Wat verwacht je eigenlijk van dat gebed. Dat het helpt?
Nee. Dat verwacht je helemaal niet. Maar waarom bidt je dan? Dat heeft toch alleen zin als je oprecht gelooft dat God kan ingrijpen in de loop der dingen.  Of niet?
Roepen jullie God aan dan antwoordt Hij, zingt psalm 91 maar nu vandaag, bij alle somberheid en dreiging in de wereld en alle ongemak en verdriet in ons eigen bestaan voelen velen van ons zich, denk ik, meer verwant met psalm 77.  Ik roep en smeek onverpoosd maar mijn ziel blijft ongetroost
Dat is zo stil daarboven.  Ik wordt moe van het roepen. Ik doe het niet meer.  Wat heeft bidden voor zin als Hij niets doet.

Roepen jullie God aan, dan antwoordt Hij. Wat denken jullie?  Heeft Mozes geroepen in de woestijn waar hij de schapen hoedde van zijn schoonvader Jethro.  Of zag hij daar ook niet meer het nut van in. Hij zit er nu al veertig jaar nadat hij was gevlucht voor de Farao.  Even had het bij hem gevlamd toen hij zag hoe een Egyptenaar zijn Hebreeuwse broeder afranselde.  Niemand die hielp, niemand. Dat kan toch zo niet zijn. Maar dat is veertig jaar geleden inmiddels. Dat is ver weg in Egypte.  Ja, daar wordt  geslagen en gebeuld en geschreeuwd. Maar hier grazen de schapen rustig in het steppenland en herdert Mozes in vrede in de woestijn.  Wat denken jullie: Roept Mozes in dat steppenland.  Denkt hij aan zijn zusters en broeders en roept hij God om ontferming? Of denkt hij, net als wij vaak, wat heeft dat nu voor zin.  We weten het niet. Maar wel weten we dat het veertig jaar stil blijft in de woestijn terwijl daar in Egypte hartverscheurend wordt gehuild vanwege het getreiter, het slaan, de onverbloemde uitbuiting van migranten.  Niemand die helpt, niemand.
Maar dan, lezen we in het boek Exodus, ontvangt Mozes een visioen. De bode van de HEER laat zich zien. De stem van de HEER laat zich horen.  En in die stem klinken de jammerklachten van de afgebeulde mensen. Het zijn de slaven van de Farao.  Dat is de bittere werkelijkheid op aarde. Dat kan wel zo zijn, maar het is mijn volk, zegt de HEER, dat schreeuwt.  Ik heb gezien hoe ze lijden. Ik heb hun jammerklachten gehoord.  Dezelfde woorden worden later gebruikt door de profeet als hij het heeft over het lijden van de knecht. Gods volk is dat, Gods messias is dat, die zich weerloos verbonden heeft met al dat lijden vanaf de dagen van Mozes tot op vandaag.  De uitbuiting in de kassen voor jouw voedsel, de slavendrijverij  met de postorders voor jouw snelle pakjes, de kleumende kinderen aan onze grenzen  krijgen stem in de stem die Mozes roept.
In de Bijbel is de meest beslissende ontmoeting van het eerste Testament de ontmoeting van de Eeuwige met Mozes.  We waren er niet bij. We kunnen het niet narekenen. Maar wel weten we dat Mozes beslissend is aangeraakt, wakker geschud, op weg is gezet.
Mozes riep niet tot God. God riep Mozes.  Misschien was die lange voorbereidingstijd nodig. Misschien moest Mozes in wijsheid groeien voor Hij de stem van de Eeuwige kon horen De woestijn is nog dezelfde woestijn. Maar Mozes weet. Er is een volk in nood. Mijn volk is in nood en ik moet gaan met God die er is voor mij.   Farao heeft een harde kop en mijn volk is achterdochtig en hardleers.  Maar ik moet gaan, luisterend naar de stem die mij roept.
Nee, Mozes riep niet in de woestijn. Hij werd geroepen. Wat God doet is roepen.  Dat staat al op de eerste bladzijden van de Bijbel:  God roept: Mens, waar ben je. En waar is je zus en je broer. 
God roept: Mozes, Mozes.  Ik heb gezien de ellende en gehoord de jammerklachten van jouw zussen en je broers.  Ga en Ik zal met je zijn.

Als jij God roept, dan geeft Hij antwoord, zingt psalm 91 maar wat kunnen wij lang wachten op dat antwoord.  Neem psalm 77 die wij gezongen hebben na de lezing uit Exodus. Schor schreeuwen. Niets horen. Helemaal niets.   Dat beult en slaaft op aarde. Dat wordt nietsontziend opgejaagd en uitgebuit. We kunnen natuurlijk vroom onze ogen sluiten en mooi bidden: Dank U voor deze mooie morgen. Maar psalm 77 prikt daar akelig doorheen.  Ogen wijd open. Oren gespitst. Schor schreeuwen om de jammerklachten. Kyrie roepen. kyrie. Niks horen. Helemaal niet. Dit tergt mij. Dit kwelt mij.
Wat heeft bidden voor zin. Wat heeft het voor zin als Hij toch niets doet.
Maar dan  zit er in psalm 77 een bijzondere twist. 
Eerst is er getergd gepieker. Dat draait rond in een kring. Wij zijn altijd weer geneigd tot vraaggebeden.  Zoals je een vriend vraagt: Kun je me een handje helpen en dan komt hij een klusje bij je doen. Hoe zit dat toch met die hand van de HEER.  Die doet niets.
Maar  je wordt uit dat gepieker getrokken wanneer je bedenkt wat de HEER heeft gedaan toen Hij Mozes riep en het volk leidde door de diepe zee en in de droge woestijn.  Je brengt je de hele kostbare traditie te binnen.  Dat gedenken in de psalmen, trouwens in  heel de Bijbel, dat gedenken is cruciaal. Psalm 77 doet het ons voor.  Onverpoosd roepen en dan verwijlen in de kostbare traditie die God ons gegeven heeft. 
In zo’n gebed roept niet alleen de mens het uit tot de Eeuwige, ook buigt zich de Eeuwige met zijn Woord en Geest naar de mens. Het is blijven gedenken dat in heel dat leven de Eeuwige betrokken is en met jou meegaat.  Ik ben er, luidt zijn heilige Naam. Hij is in goede en kwade dagen, in ziekte en gezondheid, in leven en sterven.  Ik ben er, luidt zijn Naam
Die Naam is een geheim. Die Naam is onuitsprekelijk, niet in woorden te vangen.   Psalm 91 en psalm 77 zingen er over. Ieder op eigen wijs. Het is moeilijk onder woorden te brengen Ze zingen dat als jij roept tot God die roep zelf tegelijk Gods antwoord aan jou is.  . 
Ik ben er en als je mij roept. Als je mij roept...

Als jij roept tot God, dan geeft Hij antwoord.
Altijd al hebben mensen gepuzzeld met de rol van God in hun leven. Moderne gelovigen willen het kwade niet uit Gods hand ontvangen, helemaal niet en van de weeromstuit het goede ook niet. Dat past absoluut niet meer in ons beeld van God. We zeggen het Job niet graag na. Zou ik het goede ontvangen en het kwade niet?
Maar ik denk dat we verder kunnen komen als we naar het geheel van ons leven blijven zien en naar het geheel van de wereld.   Dat hele leven van jou met zijn zon en regen, goed en kwaad,  het is Gods gave aan jou.  En het is Gods opdracht aan jou.  Mens waar ben je. Waar is je zus en je broer. Dat hele leven met alle blutsen en bulten die er bij horen, wat doe je er mee. Wat doe jij?  Ben je alleen maar slachtoffer? Of kies je er voor dit leven te zien als een vraag van de Eeuwige aan jou.
Ik ben er.  Omarm het leven met alles wat daar in is.  Het goede en het kwade.  Hou je ogen en je oren open zoals  Ik mijn ogen en oren open houdt. Roep en Ik antwoordt.   Ik zend jou.

Onze Heer heeft in de woestijn de kommer en de koorts van ons allemaal geleden.  De duivel wil Hem verleiden de mensen in de steek te laten en pats boem voor zichzelf te zorgen.   God wil jouw klus wel klaren, zegt de duivel. Maar onze Heer blijft trouw aan zijn roeping te leven met de mensen in hun lijden door dwars tegen de duivel in te bidden met de psalmen en te leven van de Woorden die opgeschreven staan.  Daar putte Hij van dag tot dag kracht uit. Laten wij onze Heer daarin volgen in deze veertig dagen en heel ons leven.  In onze nood roepen en dan horen wat Hij zegt en doen wat Hij vraagt. Bidden en gerechtigheid doen, dat is het hart van ons geloof in deze bange dagen. 
Amen