Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




6 oktober 2019  De meeste mensen deugen wel/niet
Lucas 17, 1-10 kerkcentrum Holy Vlaardingen

 “Wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.
Dat hoorden jullie zonet, als laatste woorden van het Evangelie. En ik ook. We moeten samen zeggen: We zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.
In de mij nog vertrouwde Bijbelvertaling staat het nog wat schurender: Wij zijn onnutte slaven; we hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.
De hele gelijkenis is trouwens een die niet favoriet is en niet goed in ons gehoor ligt. Als jij een slaaf hebt, dan bedank je die toch niet als hij moe van het werk op het land thuiskomt. Integendeel. Die laat je er nog een schep bovenop doen. Hij is een slaaf. En slaven moeten sloven. Het zijn maar slaven. En dat zijn jullie ook. Jullie zijn onnutte slaven. Onbruikbaar, betekent het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, letterlijk.Nergens goed voor.
Onze voorouders, vooral die van gereformeerde huize hebben zich dat goed laten inpeperen. Onbekwaam tot enig goed, zegt de Heidelbergse Catechismus.. Nergens goed voor en dat wordt nooit wat. Dat moet het enkel van heel veel genade hebben.
Onnut? Nergens goed voor? Er staat op dit moment nummer één in de boekenbestsellerslijst een titel die heel wat anders zegt: De meeste mensen deugen. Dat klinkt toch heel wat positiever. Zullen we de gelijkenis maar terzijde leggen en Rutger Bregman gaan lezen? Of allebei? Misschien is dat wel een goed idee.

Hoewel de gelijkenis schuurt en weerstand oproept wil ik er toch dieper op in gaan omdat hij volgens mij veel positiever is dan op het eerste gezicht lijkt.
De eerste opmerking die ik wil maken is dat je de slavenhouder in de gelijkenis niet moet vergelijken met onze Heer. Slavenhouders genoeg die hun slaven uitbuiten, bazen genoeg die hun ondergeschikten koeioneren. Maar dat is niet wat onze Heer ons ten voorbeeld stelt. In een kleine spiegelgelijkenis even eerder in ditzelfde evangelie zegt onze Heer dat Hij, wanneer Hij zijn slaven wakend zal aantreffen bij zijn komst, zich zal omgorden en hen aan tafel zal nodigen en zal komen om hen te bedienen.
De slavenhouder in deze korte gelijkenis lijkt niet op onze Heer. Misschien lijkt hij wel op de moderne consument die voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten en slavinnetjes voor de spijkerbroek en slaafjes voor het edelmetaal in zijn telefoon laat werken. Misschien lijkt hij wel wat op ons allemaal die zo gewend zijn de mens te zien als heer en meester van de schepping en het middelpunt van de wereld. Wie van jullie zal zijn knecht aan tafel nodigen? Wie? Onze Heer doet het in ieder geval wel. Het voorbeeld dat Hij geeft is dat van de voetwassing, niet dat van de slavenhouder. De slavenhouder is niet het punt van de vergelijking. Het gaat niet om hem. Het gaat om de onnutte slaaf.

 Dat brengt mij op mijn tweede opmerking. Wat betekent nu toch in de gelijkenis: We zijn maar knechten of zoals er letterlijk staat: We zijn onnutte slaven.
Het woord dat hier in het Grieks wordt gebruikt wordt een paar maal vaker in de Griekse vertaling van het Oude Testament gebruikt. En dan duidt het op de nederigheid en kwetsbaarheid van een mensenkind. Het bekendste voorbeeld is dat van koning David die danst voor de Ark van zijn Heer. Michal, de dochter van Saul, vaart tegen hem uit. Schaam jij je niet, zegt ze tegen de koning. Nee, zegt David. Voor God wil ik als een nederige, een onnutte slaaf zijn en samen met mijn slavinnen dansen voor mijn Heer want van Hem heb ik mijn koningschap ontvangen. David beseft dat hij niet de eigenaar van het land is die als een slavenhouder met mensen, dieren en dingen kan doen wat hij wil maar dat God hem gezalfd heeft om te zorgen en te dienen. En hij beseft hoe zwak en kwetsbaar hij als koning is. Het woord onnut heeft op het eerste gezicht die betekenis niet. Daarom heeft onze Nieuwe Bijbelvertaling het ook anders vertaald. We zijn maar knechten. Het misverstand dat wij nergens goed voor zijn is dan vermeden. De gelijkenis wil helemaal niet zeggen dat wij nergens goed voor zijn.
We kunnen leren van koning David. We zijn kwetsbare mensen. Wie we zijn hebben we ontvangen van onze Heer. Hij geeft ons de kracht om te doen wat moet. En bovenal: Hij heeft ons lief niet alleen als we deugen maar ook als we falen.

Deugen de meeste mensen of zijn wij mensen nergens goed voor. Zijn wij van nature goed of slecht. Ik denk dat het antwoord op die vraag niet zwart-wit is. Ik denk dat het goede en het kwade in ons leeft. In het verkeer tussen mensen gebeuren prachtige en verschrikkelijke dingen. In onze omgang met de natuur wordt er onvoorstelbaar geplunderd en vervuild en er zijn goede, hoopvolle dingen.
Onbekwaam tot enig goed zeggen onze voorouders in de catechismus. Maar daar bedoelen ze niet mee dat wij in het verkeer tussen mensen niets goeds kunnen doen. Ze doelen op de relatie tussen God en mensen. Dat Hij ons liefheeft hebben we echt niet aan onze grote verdiensten te danken.

We zijn onnutte slaven. Dat woord komt heel erg bij mij binnen als ik denk aan de geweldige uitdagingen waar wij in onze wereld voor staan. En dan denk ik aan de klimaatcrisis in het bijzonder. Als nu ergens geldt dat het haast of misschien wel helemaal onmogelijk is om het goed te doen, dan wel in deze crisis. Zuinig douchen, weinig rijden, minder vliegen, minder bouwen, minder koeien. Het is niet genoeg. De aller zuinigste mens hier in het westen heeft nog een te grote ecologische voetafdruk. We hebben een gigantische schuld opgebouwd tegenover de schepping en, mogen we als christen belijden, tegenover onze Schepper. We zijn onnutte slaven. Wie schiet hier niet tekort?
Het geheim van deze gelijkenis is dat dit allemaal waar is en tegelijk dat onze Heer ons liefheeft en ons in onze wanhoop en moedeloosheid optilt en opnieuw op weg helpt.
Je bent mijn eigendom. Ik neem je in mijn dienst. Je kunt je niet op de borst slaan dat jij de redder van de wereld bent. Je kunt niet eens je eigen leven redden. Maar ik heb je lief en zet je op je voeten en zeg je te doen wat moet. Ook al is het nog zo weinig in je eigen ogen, ook al stelt het ogenschijnlijk niks voor, het is belangrijk dat je doet wat je moet en kan.

Ik schaam mij niet, zegt David tegen de hooghartige koningin Michal. Het is bijzonder dat dit terugkomt in de brieflezing van vandaag. Schaam je niet voor je Heer die nederig en zachtmoedig zijn weg is gegaan en die wij op die weg mogen volgen. Schaam je niet voor de kwetsbaarheid en armzaligheid want precies dat heeft onze Heer met jou gedeeld en gedragen. Je zelf zien als “maar een knecht” als een “onnutte slaaf” wil zeggen: Geef mij de kracht om te doen wat goed is, ook al is het maar weinig. Dan nog.
En dat is ook het beste wat je kunt zeggen tegen alle klimaatsceptici die beweren dat het maar 0.00001 procent uitmaakt wat jij doet en wat wij doen. Daar gaat het niet om. We zijn knechten van onze Heer. Dat telt. Dat is het tegengif van het evangelie tegen wanhoop en cynisme. Ook vandaag neemt de Heer van de schepping ons in dienst en vraagt Hij ons te doen wat Hij geboden heeft. En dat geldt voor ons allemaal. Het geldt voor boeren, burgers en politici. Wijs niet naar de ander. Voel je samen verantwoordelijk.

Wanneer de leerlingen worden geconfronteerd met grote uitdagingen bidden ze om geloof. We hebben het gelezen. Heer, geef ons meer geloof. En onze Heer antwoordt (ik parafraseer) als je het geloof had van een mosterdzaadje zou je bergen kunnen verzetten. Er wordt wel gedacht dat onze Heer de leerlingen hier een verwijt maakt. Wat nou bidden om meer geloof. Een mosterdzaadje geloof is al genoeg. Maar ik lees het anders: Niet als een verwijt maar als een bemoediging. Terecht bidt je om geloof. Want geloof is niet zo klein als een kiezelsteentje. Het is als een mosterdzaad dat groeit en vrucht draagt tot in Gods Koninkrijk. Onze voorouders zeiden dat onze Heer na. Aangeraakt door Gods Geest ben je niet onbekwaam tot enig goed maar draag je vrucht tot in Gods koninkrijk.
En vandaag moeten we ons vooral dat laten zeggen. Onze Heer nodigt ons uit alle geboden te volbrengen. Het is heel veel. En je stelt maar zo weinig voor. Doe wat jij op jouw plek kan doen met geloof in de Heer van de Schepping, met hoop op de toekomst van onze wereld en met liefde voor God, voor de mensen en onze aarde. Het zal vrucht dragen.