Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




19 november 2017 Het laatste oordeel
Matteüs 25, 31-46  Vijfhuizen, Verbondskerk

“Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten”. Dat staat geschreven aan het slot van het Evangelie over de zeven werken van barmhartigheid. Hun staat een eeuwi-ge bestraffing te wachten want ze hebben een hongerend medemens niet te eten gegeven en een dorstig mensenkind niet te drinken gegeven. Dat loopt dakloos over straat en het winkelend publiek gaat aan de overkant voorbij. Dat vlucht uit een onherbergzaam oord en wordt niet opgenomen! Al die onverschilligen die onaange-daan zappen op de bank, al die rijke westerlingen die geen sikkepit geven om de ellende en de pijn van mensen in leeggeroofde landen en door klimaatveranderde tornado’s verwoeste gebieden, hun staat een eeuwige bestraffing te wachten.
Dat staat geschreven aan het slot van het evangelie van deze zondag.
En wat vinden jullie daar nu van? Kun je dat met droge ogen aanhoren? Of leg je het wellicht, een beetje geërgerd terzijde?
“Hier kan ik helemaal niets mee”, zei iemand afgelopen dinsdag op de bijbelkring. Wie van ons eigenlijk nog wel?

Toch is die eeuwige straf niet weg te poetsen uit het evangelie. Temeer niet omdat we nu de laatste zondagen van het kerkelijk jaar vieren. De geloofsgemeenschap belijdt dat onze opgestane Heer zal komen om te oordelen de levenden en de do-den. Zo staat het in onze geloofsbelijdenis. Zo is het door de eeuwen heen ook door de christenheid gezegd, gevreesd en verhoopt. In het klassieke dies irae wordt die geduchte dag van toorn beeldend bezongen. Beroemde kunstenaars als Jeroen Bosch en Michelangelo hebben het ons met hun schilderijen levendig ingeprent. Door de eeuwen heeft de notie van een laatste oordeel een belangrijke rol gespeeld in de christelijke traditie. In de middeleeuwse kerken troont Christus  boven de deur in al zijn gestrengheid maar ook in zijn barmhartige toewending naar de wereld. Hij zendt zijn leerlingen uit om de volken te leren. Doe dit en je zult leven. Maar tegelijk blijft ook de dreiging. Je gedrag heeft gevolgen. Je kunt niet straffeloos God en gebod negeren.
Franca Treur laat de angst ervoor in haar boeken goed uit komen. Wie komt in de hemel, wie gaat naar de hel. Je weet maar nooit.
Ik vroeg het aan een aantal van jullie op de bijbelkring afgelopen dinsdag. Dat laatste oordeel, wat doet dat met je? Wat voel je er bij?
Nou, zei een van ons. Ik vind het toch spannend. Het maakt me onzeker. Die teksten klinken angstaanjagend. Ik vind het confronterend want doe ik wel genoeg.
Maar iemand zei ook: Ik hoor de bazuinen klinken. Van dat lied, weet je wel, dat wij helemaal aan het begin van de dienst hebben gezongen. Alles zal goed zijn.
Wat denken jullie bij dat oordeel Gods. Vrees je het, hoop je er op of heb je er helemaal niets meer mee.

Paulus bijvoorbeeld hoopt er op. We hebben een fragment uit zijn brief aan de Thessalonicenzen gelezen. Hij hoopt op het oordeel. Hij kijkt er naar uit en troost er zijn zusters en broeders in de verdrukking mee. Wacht maar. Er komt op een dag een einde aan jullie lijden. Er komt een dag dat je niet meer bang hoeft te zijn voor marteling en moord. Er komt een dag dat al wie dood en verderf zaait op aarde wordt uitgeschakeld. Er komt een dag van eindelijk gerechtigheid voor wie nu nog hongeren en dorsten en lijden onder de onverschilligheid van de wereld. Houdt moed, hongerigen, dorstigen, vreemdelingen, gevangenen, er komt een dag dat God jullie tranen van je ogen wissen zal. Gods vijanden vergaan. Het duivelse kwaad en de botte onverschilligheid zullen niet zegevieren. Hou vol en houdt moed. Ooit komt de dag van de Heer. En wij allemaal zullen oog in oog staan. Wij allemaal komen aan het licht. Al onze werken komen aan het licht. Dat zegt Paulus.

Wanneer zal dat zijn. Wanneer toch zal dat zijn, vroegen de leerlingen aan Jezus. En hij zegt dan: Wees waakzaam want de dag komt dat je oog in oog staat met de mensenzoon, de dag komt dat je oog in oog staat met een hongerlijder, een dakloze, een vluchteling. De dag komt dat je oog in oog staat met mij.
Opeens blijkt die dag van de Heer, die dag van de komst van de mensenzoon om te oordelen, hier en nu levende werkelijkheid.
De laatste zondagen van het kerkelijk jaar gaan naadloos over in de zondagen van advent. Wij verwachten en vieren de komst van de Heer, hier en nu. Dit zijn de dagen van de Heer. Wij mensen, ook gelovige mensen hebben de neiging om die dagen tot in de eeuwen der eeuwen ver weg te denken. Ooit, ooit eens zal de Heer komen en oordelen. Maar in de Bijbel is het dichtbij. En wij die de Bijbel lezen, leven na Pasen, leven in de tijd van de opgestane Heer. Als wij hier en nu de ander ontmoeten en in het bijzonder de ander in nood, dan ontmoeten wij hier en nu onze Heer. Nu, nu komt het er op aan.
“Wanneer dan Heer, wanneer dan?”, vragen de leerlingen en vraagt de ganse kerk. En hij antwoordt: Toen je die beker water gaf. Toen je die beker water niet gaf. Toen je mij ontmoette en diende. Toen je mij ontmoette en niet diende.
En dat is het oordeel. Je leeft wel of niet in gemeenschap met de Heer.
Eeuwenlang zijn mensen bang geweest voor een oordeel ver weg en ooit eens voor eeuwig branden in de hel. Pas op! Pas op! Kijk uit! Kijk uit! Wees braaf want anders. Maar dat is de betekenis niet van de bijbelse beelden over het louterende vuur. De betekenis van die beelden is dat wij hier en nu staan in de hitte van de strijd en in het duister van de lange duur. En hier en nu komt het op die beker water aan.

Dit is het Evangelie van het oordeel Gods: In zijn barmhartigheid zendt God ons vandaag zijn Woord en zijn Zoon. Nee, van nature zijn wij niet vreedzaam en barmhartig. De gaven van gerechtigheid en mededogen worden ons geschonken door de Geest Gods. De verhalen van mededogen en rechtvaardigheid die in de traditie worden meegedragen vormen de wereld tot een gemeenschap waarin werken van barmhartigheid, soms tegen de verdrukking in, geschieden.
En het is niet zozeer de angst voor straf als wel de gaven van gerechtigheid en mededogen die God in ons mensen legt, die mensen tot de werken van barmhartigheid beweegt. Ze worden uit liefde gedaan.

Een moderne vorm van de werken van barmhartigheid vind je in de universele verklaring van de rechten van de mens. Het is zo vanzelfsprekend en tegelijk zo aangevochten. De rechten van de mens hebben geen religieuze basis. Het is niet specifiek christelijk. Maar is het daarom minder? Ik denk het niet. Het respect voor de individuele mens die er uit spreekt weerspiegelt wat ook in het Evangelie staat. En wat uit liefde voor een mens gebeurt, is aan God welgevallig. En ik geloof ook dat de diepe grond waaruit de rechten van de mens zijn voortgekomen door Eeuwige aan ons mensen gegeven is.
De grond van de barmhartigheid is de liefde die van God komt en naar God uit gaat. Dat devalueert de liefde tot de medemens niet, alsof dat van minder waarde zou zijn, integendeel. En alle godsdiensten, álle godsdiensten verwijzen naar deze God en prediken déze liefde, of ze zijn geen godsdienst.
Het verhaal over de schapen en de bokken staat in de rede over de laatste dingen. Het gaat over het laatste oordeel en de laatste ernst. Dat is niet zozeer een zaak van tijd. Het is een zaak van urgentie. Nu vandaag ontmoet jij de ander. Nu vandaag wordt een beker koud water gevraagd en gereikt. Nu vandaag gebeurt het, of niet. Ach, wat jammer, wat eeuwig zonde als de beker koud water niet gegeven wordt.

Direct na de woorden van Christus over de beker koud water, die woorden die ons oordelen, begint het lijdensevangelie. Hij draagt dat oordeel over ons zelf.
Nu vandaag komt Christus ons tegemoet en gaat hij voor ons ten laatste in het gericht opdat wij in de liefde Gods komen en blijven.
Die gerechtigheid en dat mededogen van onze Heer wil wortelen in ons, groeien, bloeien, vrucht dragen. Het wil ons louteren opdat al het kwade wordt weggedaan, weg in het vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid.
Het wil ons voltooien op de dag dat God alles zal zijn in allen..